[in gezelschap van]
Bert van de Nieuwenhuyzen
Uitstootmetingen bij asfaltcentrale geen sinecure
Asfaltcentrales verkeren in zwaar weer. De uitstoot van benzeen en PAK’s (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen) baart omwonenden en de politiek zorgen. Meetresultaten van de veelbesproken kankerverwekkende PAK’s moeten uitsluitsel bieden. We gingen vanuit thuisbasis Den Bosch onderweg met Bert van de Nieuwenhuijzen van team Metingen en Onderzoek naar APM in Bergen op Zoom, om de emissies van PAK’s in kaart te brengen.
In de enorme meetvrachtwagen vertelt Bert onder het rijden wat hij met zijn team zoal doet. “Mijn collega’s en ik zijn gespecialiseerd in het meten van lucht en geur. Vandaag gaan we de spullen opbouwen om morgenochtend een schoorsteenmeting uit te kunnen voeren, dan hebben we het over emissie. Meten we de concentratie van een bepaalde stof op leefniveau, dan gaat het om immissie. In het verleden hebben we door omstandigheden slechts één deelmeting uit kunnen voeren bij de asfaltcentrale in Bergen op Zoom. Die beschouwden we formeel als indicatief maar gaf wel een twaalfvoudige overschrijding van de toegestane norm aan. Dat is inderdaad wel verontrustend”, vertelt Bert. “De metingen die we vandaag gaan voorbereiden moeten zwart-op-wit aantonen van welke overschrijding er sprake is, want dát er sprake is van een overschrijding, mag inmiddels geen geheim meer zijn.”
Bezorgd Het belang van de metingen wordt niet alleen door bezorgde omwonenden en het lokale politieke bestuur onderschreven, ook de directie van APM wil graag weten welke hoeveelheid zeer zorgwekkende stoffen er precies door de enorme pijp in de omgeving terechtkomen. Kenmerkend is volgens Bert ook dat APM naar aanleiding van de eerder geconstateerde benzeennormoverschrijdingen proactief aan de slag is gegaan met eigen onderzoek en als gevolg daarvan de realisatie van een filterinstallatie. Bij de centrale in Den Bosch heeft deze installatie al resultaten laten zien die hoopvol stemmen. Ook bij meerdere bewonersbijeenkomsten heeft APM geprobeerd om omwonenden en andere geïnteresseerden mee te nemen in hun processen. “Neemt niet weg dat het handhavingstraject ondertussen gewoon door gaat, ze overschrijden immers nog altijd de norm zodra hun centrale asfalt produceert. Die dwangsommen lopen gewoon door. Maar ze zijn bezig om aan een oplossing te werken. Dat is wat we willen”, vult Bert aan. Wat dit ondertussen doet met de volksgezondheid? “Daar gaat de GGD over, zij hebben de expertise om daar uitspraken over te doen”.
Warm Bert heeft eenmaal ter plaatse ondersteuning van zijn luchtcollega’s Rick Wentholt en Sigwin Schlotter. Nadat hij zich heeft gemeld in het kantoorgebouw haalt hij alle spullen voor de meetklus uit de wagen. Vervolgens moeten ze nog per lift verplaatst worden naar twee verdiepingen hoger. Zo’n asfaltcentrale, los van de zomerse omstandigheden deze dag, is van zichzelf al een warme, stoffige en lawaaiige plek van binnen, om en nabij de vijftig graden. Het feit dat Bert en zijn collega’s op deze plek minstens anderhalf uur moeten blijven om alles te installeren is op zijn zachtst gezegd bewonderenswaardig. “Maar dat is eigen aan ons vak”, zegt Bert. “We moeten soms laboratoriumwerkzaamheden uitvoeren op een plek die daar niet voor bedoeld is. Niet ideaal, maar we moeten het ermee doen.”
Enorm Eenmaal binnen kijken we door het metalen looprooster omlaag de diepte in waar de nodige leidingen en installaties te zien zijn. Iets verderop is het deel van de enorme schoorsteen te vinden waar Bert en zijn collega’s op een beperkte oppervlak aan de slag moeten. De schoorsteen kent een flink aantal ingangen voor de metingen, maar tegelijkertijd is er vanwege de beperkte ruimte en de benodigde ruimte voor de meetapparatuur maar één ingang daadwerkelijk bruikbaar. Bert legt uit hoe het proces in zijn werk gaat. “De lans, de enorme stalen pijp, die deels in de schoorsteen geschoven moet worden, vormt de ingang tot het kanaal waar alle uitstoot van de asfaltproductie langs komt. De pomp die verbonden is met de lans, zuigt een stroom uit de schoorsteen door de buis naar de rest van de installatie, de zogenaamde appendage. We gebruiken ook een systeem waarmee de pomp wordt aangestuurd, een laptop met software om de juiste parameters mee te bepalen, en een koeler.”
Verwarmen en afkoelen Met dit systeem kunnen we de stofvormige PAK’s scheiden van de gasvormige PAK’s. Om de stofvormige deeltjes te kunnen meten moeten we verwarmd aanzuigen, de deeltjes die op ons filter komen moeten namelijk droog zijn. Asfalt is van zichzelf redelijk nat en het vocht mag niet op het filter komen, vandaar dat we de lans tot aan het filter verwarmen tot 180 graden. De gasvormige deeltjes willen we ook meten. Die gaan vanwege hun gasvormige eigenschap door het filter heen, maar die willen we wel afvangen. Die gaan we daarom heel erg afkoelen om zo te condenseren. Dus achter de lans sluiten we ook een waterkoeling aan, die er voor zorgt dat de temperatuur van 180 graden weer afneemt naar 15 graden. De druppels die vervolgens overblijven vangen we weer op, want deze bevatten weer de gasvormige PAK’s. De rest van de luchtstroom gaat na de condenspot weer omhoog door een absorptiefilter heen, die kan dan nog de overige gasvormige PAK’s binden.
Zuiver Bert legt uit dat voor een PAK-meting een zogenaamde ‘veldblanco’ nodig is. “Je moet daarmee aantonen dat de spullen die je gebruikt helemaal schoon zijn, om een zuiver meetresultaat te kunnen garanderen. Dit doen we door eerst het gehele meetsysteem op te bouwen zoals we deze ook gaan gebruiken voor de schoorsteenmetingen. Vervolgens laten we het systeem even kort wat lucht aanzuigen. Daarna gaan we het binnenwerk van de lans en alle appendages spoelen met vloeistoffen die ervoor zorgen dat eventuele vervuilingen worden opgelost. Deze vloeistof wordt dus opgevangen en samen met het zojuist gebruikte stoffilter en adsorptiebuis ter analyse opgestuurd. Deze veldblanco vormt het referentiekader voor de metingen.” Minstens zo belangrijk is daarnaast de lekdichtheid, daarvoor voeren Bert en zijn collega’s voor én na de metingen een lektest uit. “Het gehele meetsysteem wordt hiervoor weer opgebouwd maar we sluiten dan de opening aan de voorzijde van de lans af. Alsof je je vinger op de opening van een rietje houdt”, illustreert Bert. “Je wilt dat er alleen toevoer uit de schoorsteen komt in je lans. Als er schone lucht bij komt door een lek ergens, vermindert dit de concentratie en heb je dus geen representatief meetresultaat. De meetresultaten komen zo nauw en dus zo precies, dat iedere afwijking, al is deze nog zo minimaal, te allen tijde voorkomen moet worden. Het gaat bij PAK’s immers om een norm van 0,05 milligram koolwaterstof per kubieke meter lucht. Plat gezien zijn het te verwaarlozen hoeveelheden maar in het licht van deze meting doorslaggevend voor verdere conclusies.” De deelmetingen, met ieder een looptijd van één uur en tussentijdse lektesten moeten binnen de beperkte productietijd van de asfaltcentrale plaatsvinden. Het maakt dat Bert en zijn collega’s bijzonder secuur en doelmatig te werk moeten gaan.
Vervolg De totale opbrengst van deze meting bedraagt vier stoffilters, vier absorptiebuizen en vier condensflessen. Deze gaan naar een extern laboratorium waar ze nauwkeurig geanalyseerd worden. Na twee weken moeten de uitslagen binnen zijn, waarna de politiek, de juristen, de omwonenden en niet in de laatste plaats, APM er iets van moeten vinden. De uitslagen van de metingen hebben mogelijk verstrekkende gevolgen voor de overige asfaltcentrales in Nederland. De metingen van Bert en zijn collega’s vormen namelijk het eerste representatieve beeld van de emissie van PAK’s bij een asfaltcentrale.