[in samenwerking]

Voorsorteren op Omgevingsplan is nuttig en noodzakelijk

Met de komst van de Omgevingswet moet ‘het gebied’ centraal komen te staan. Programmamanager Omgevingswet Jeroen Kemperman legt uit wat gemeenten te doen staat en Pieter van Cappelle van de gemeente Drimmelen vertelt over de vorderingen die daar worden gemaakt.

OMWB’er Jeroen Kemperman is als programmamanager Omgevingswet gewend ver vooruit te kijken. Dat moet wel, met de veranderingen die de Omgevingswet vanaf 1 januari 2023 van ons allemaal gaat vragen. Het Omgevingsplan is één van de verrijkingen van deze wet, die weliswaar ‘pas’ in 2029 gereed moet zijn, maar nu al grondige voorbereiding vergt. “Gemeenten moeten het toekomstige Omgevingsplan inzetten om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving op lokaal niveau te borgen. Daarvoor moet allereerst in 2024 een Omgevingsvisie vastgesteld worden. Daaropvolgend moeten ze zichzelf de vraag stellen: ‘Wat heb ik voor ogen met het gebied?’ Ze krijgen met de bruidsschat, de set aan voormalige rijksregels voor de leefomgeving die bij hen komt te liggen, kans om af te wijken van de landelijke regelgeving en zo meer maatwerk op lokaal niveau te leveren. Om dit gericht te kunnen doen moet je weten waar ontwikkelmogelijkheden zich bevinden en welke ambities je voor een bepaald gebied nastreeft. Onze ervaring is dat veel gemeenten in hun visie wel algemene inventarisaties hebben opgenomen maar juist bij de meer specifieke informatie over gebied of specifieke bedrijfsgroepen kunnen we ze als Omgevingsdienst op weg helpen. (zie ook het eerder verschenen artikel over de nulmeting die de OMWB verrichtte voor de gemeente Woensdrecht en het artikel over de samenwerking met de gemeente Steenbergen). Data “Op basis van de data van de OMWB, de GGD en de Veiligheidsregio kunnen we samen met gemeenten toewerken naar een Omgevingsplan waarin actuele en relevante milieufactoren zijn weergegeven. Als je de kwaliteit van het milieu in de breedste zin van het woord in kaart wil brengen, moet je immers weten wat er speelt. Denk dan bijvoorbeeld aan mogelijke trillingen, geluidhinder maar ook aspecten die raken aan externe veiligheid. Waar nodig kan een gemeente er dan onderbouwd voor kiezen of bestaande regels aangepast moeten worden, en of dit dan voor de hele gemeente geldt of enkel voor een bepaald gebied.” (tekst gaat verder onder de foto)

Beperking Jeroen ziet hier en daar ambitie bij gemeenten maar tegelijkertijd ook terughoudendheid in de samenwerking. “We zien nog vaak dat de totstandkoming van de Omgevingsvisie en het Omgevingsplan bij een gemeente belegd is bij mensen van Ruimtelijke Ordening. Een begrijpelijke maar ook beperkende keuze. Veel plannen worden dan namelijk wel vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt benaderd, maar de Omgevingswet schrijft ook voor dat milieuaspecten worden meegenomen. Dat gebeurt nog te weinig. Voor een Omgevingsplan heb je niet voldoende aan, gechargeerd gezegd, een ‘Bestemmingsplan Plus’. Een integrale benadering van de omgeving gaat veel verder dan dat.”

Samenwerking Jeroen benadrukt ook het belang van samenwerking. “Met structurele afstemming kunnen we op langere termijn uniformiteit in de na te leven regels aanbrengen. Op die manier voorkomen we dat we regels die hetzelfde bepalen, maar niet hetzelfde zijn geformuleerd, afzonderlijk moeten gaan interpreteren. Samenwerking is, hoe cliché ook, efficiënter en financieel voordeliger.” Urgentie "Met het oog op de deadline van 2029, die nog ver weg voelt, zal de urgentie bij sommige gemeenten nog ontbreken om nu al te starten met het opstellen van het Omgevingsplan. In eerste instantie zullen ze de standaardregels gaan hanteren, dat lijkt vooralsnog de minst bewerkelijke keuze. Zo kunnen ze ervaren wát er werkt en wat niet, waarna ze naderhand altijd nog aanpassingen kunnen doorvoeren. Maar… dan doe je in feite dingen twee keer, en krijg je, zodra je regels na verloop van tijd gaat veranderen, te maken met iets dat eerst wel werd toegestaan, vanaf dat moment niet meer is toegestaan. Bovendien loop je het risico dat bedrijven een gevoel van rechtsongelijkheid ervaren. Een eerder gevestigd bedrijf mag dan volgens de vergunning tot op een bepaald niveau geluid produceren, terwijl een bedrijf dat zich later vestigt, in lijn met de nieuwere regels binnen het Omgevingsplan, met andere voorschriften in een vergunning te maken krijgt. Hoe praat je zoiets dan recht?"

Pieter van Cappelle, gespecialiseerd in Ruimtelijke Ordening, is projectleider Omgevingsplan binnen de gemeente Drimmelen en vertelt over de vorderingen die deze gemeente maakt.

“Op dit moment boeken we op meerdere terreinen tegelijkertijd vooruitgang in de aanloop naar de inwerkingtreding. Net als andere gemeenten hebben wij ook te maken met een capaciteitsvraagstuk, maar we zien het nut en bovenal de noodzaak van het borgen van voldoende tijd om de overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen. Dit vraagt om zorgvuldige keuzes in tijdsbesteding. Een oefentraject moet een duidelijke scope en doelstelling hebben die goed moet worden bewaakt. Het maken van een omgevingsplan is een groot en complex traject. De Omgevingswet biedt de kans om met een nieuwe blik naar de ruimtelijke inrichting te kijken; en beleid binnen de verschillende disciplines te actualiseren en te vereenvoudigen. Denk aan klimaat, verkeer, groenvoorzieningen, milieu, noem maar op. De maatschappelijke opgaven waar we voor staan leggen een claim op de ruimte die we hebben. Steeds minder ruimte en een steeds grotere verwevenheid vraagt om een steeds meer integrale benadering. Samen met een aantal interne en externe adviseurs zijn wij een aanpak voor het Omgevingsplan aan het maken. Die gebiedsgerichte aanpak moet concreet en pragmatisch zijn en deels gestoeld worden op inbreng van participerende partijen. Niet in beton gegoten natuurlijk, maar een plan dat we naar aanleiding van nieuwe inzichten aan kunnen passen. Pas na de inwerkingtreding starten we met inhoudelijke uitwerking, waarbij we met een schuin oog kijken naar de inzichten die de grotere gemeenten tegen die tijd hebben opgedaan. We zijn in Nederland met veel ontwikkelingen tegelijk bezig. Hoe groot de druk ook is, als we de instrumenten niet meer beheersen om na 1 januari te kunnen werken aan oplossingen, komt de dienstverlening alleen nog maar verder onder druk te staan. Het bestuur zou hiervan doordrongen moeten zijn. Het heeft mij dan ook verbaasd hoe weinig het woord ‘Omgevingswet’ is gevallen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Politiek gezien scoor je hier misschien niet veel punten mee, maar we zijn hier ambtelijk wel veel tijd mee kwijt. Voldoende tijd vraagt om bestuurlijke keuzes. Hoe meer je nu investeert, hoe makkelijker je het straks hebt. Laten we de samenwerking met andere gemeenten en de OMWB op zoeken. Het is immers voor ons allemaal een uitdaging.”

Meer lezen over het werk van Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant?

Abonneer je op OMWB [in beeld]