“Verander je de veiligheidscultuur bij een bedrijf niet, dan krijg je gedonder”
Burgemeester Jac Klijs zegt de gemeente Moerdijk na tien intensieve jaren vaarwel.
Met het terrein van Chemie-Pack nog nasmeulend in ieders vizier, mocht hij destijds schoon schip maken in het vierde risicoconcentratiegebied in Nederland. Een gesprek met Klijs, lid van het Algemeen en Dagelijks Bestuur van de OMWB, over hoe het Moerdijk en de rest van Nederland daarna op het gebied van veiligheid verging en hoe we verder moeten.
Wat was bij aanvang van uw rol als burgemeester de grootste uitdaging op het gebied van industrie in relatie tot de leefomgeving?
“Het viel me op dat er geen visie was op de ontwikkeling van het haven- en industriegebied. Het was een allegaartje van bedrijven, hierdoor zitten nu nog sommige bedrijven ronduit op de verkeerde plek. Desondanks was er wel een discussie over uitbreiding.
Dat gaf spanning in het dorp Moerdijk. Bewoners hadden altijd het gevoel dat er keuzes werden gemaakt die ten faveure kwamen van de economie. Dat was ook wel een beetje zo. Het zag er wat verpauperd uit. Het leefde nog wel, maar het leek al wel veel op Doel. Toen zijn we discussies aangegaan, het wantrouwen werd uiteindelijk overwonnen. Inwoners gingen toch mee in de keuzes en ze zagen dat we ook werkelijk deden wat we hadden toegezegd. Dat vond ik een mooi proces.”
En de veiligheid? Hoe was het daarmee gesteld?
“Nou, die gaf wel te denken. Door de gebrekkige ambtelijke capaciteit maar ook de negatieve houding van het bestuur. De gemeenteraad stond bovendien met de rug naar het industrieterrein. Het kostte volgens hen vooral te veel, maar ze zagen niet wat het opleverde. Het was een uitdaging om een cultuurslag te realiseren die maakte dat je trots kon zijn op industrie. Zonder welvaart is er immers geen welzijn. In de loop der jaren is dat sentiment veranderd. Mensen zijn zich beter bewust van het rendement. Dat zit ‘m niet altijd in winstverdeling maar ook in lagere OZB, bouwleges, en meer werkgelegenheid.”
Hoe beleefde u de wisselwerking met de OMWB?
“Het was daar bij aanvang nog wel een tijdlang ‘zoeken’. Gemeenten brachten niet altijd de goede ambtenaren in. Er zaten gemeenten bij die kwamen bij wijze van spreken één keer in de twintig jaar bij een bedrijf op bezoek waar dat tenminste één keer in de vijf jaar had moeten gebeuren. Daaruit bleek weer dat het hele toezicht en handhavingsbeleid budgettair gedreven was. Waar ze gewend waren om een budget van 40.000 euro van het ene op het andere jaar op te hogen naar 42.000, bleek er ineens een som van 140.000 voor deze taken nodig te zijn. Ja, daar heb ik wel echt een professionaliseringsslag gezien, mede dankzij de omgevingsdienst, en Nico van Mourik, die mag wat mij betreft niet onvermeld blijven. Die heeft wel echt een boost gegeven aan de OMWB. Kwalitatief gezien is de dienst echt gegroeid de afgelopen jaren.”
Hoe kijkt u nu tegen de OMWB aan?
“Het bestuur weet nog te weinig van de inhoud. Laatst had ik een overleg met Brzo-inspecteurs dat precies het pijnpunt blootlegde. Ze vroegen aan mij: ‘Jac, heb jij nou een beeld van hoe ze in het bestuur naar onze kwaliteit van dienstverlening kijken?’ Toen heb ik gezegd: ‘Eerlijk, ze hebben geen idee van jullie kwaliteitsniveau. Als jullie voor een zes gaan vinden ze dat ook goed.’ Met andere woorden: als het maar niet te veel kost. (..) Dat vind ik wel echt een punt hoor, er is te weinig aandacht voor de inhoud. Daarnaast hoor ik nog wel eens van bedrijven dat als ze mensen van de omgevingsdienst in huis krijgen, ze het gevoel hebben dat ze vrienden zijn geworden na een week toezicht en controle. Dan gebeurt er vervolgens heel lang niks, er komt er na bijna acht weken een brief waar ze van door het plafond
gaan. Ik vind daarom dat we moeten nadenken over hoe we onze ervaringen bij bedrijven communiceren, dat we veel meer in begeleiding en advisering zouden moeten communiceren, ook rondom cultuur. Je moet niet blijven hannesen met hersteltermijnen, als het niet goed zit moet je aan de bel trekken en een gesprek aangaan. De verantwoordelijke gemeentebestuurder aan tafel zetten, desnoods de directeur van de omgevingsdienst. We hebben dat verschillende keren ook gezamenlijk gedaan. Je moet dat een halt toeroepen, als je die cultuur niet verandert, krijg je gedonder. Communicatief denk ik dat dat een punt van aandacht is bij de omgevingsdienst. Hoe spreken wij met ondernemers? Is dat vanuit een ivoren toren, of vanuit een vertrekpunt van gelijkwaardigheid maar wel met respect voor ieders verantwoordelijkheid?”
Vindt u dat toezichthouders meer politieke sensitiviteit moeten hebben?
“Moeilijk. Je moet de verantwoordelijke bestuurders er wel op aan kunnen spreken dat er iets moet gebeuren als de veiligheidscultuur bij een bedrijf niet goed is. Ja, er zijn ook wel gemeentebestuurders die denken: ‘Dat bedrijf sponsort hier bijkans de hele gemeenschap, dus daar moeten we omzichtig mee omgaan.’ Nou, dat moet je dus niet hebben. Daarom onderschrijf ik ook dat in het rapport van de Commissie Van Aartsen een volledig mandaat wordt voorgesteld voor een directeur. Ja, die discussie hebben wij natuurlijk ook gehad. Dat was soms best lastig, want er zijn altijd gemeenten bij die uiteindelijk graag zelf willen beslissen. Moeten we niet willen. Gelijke monniken, gelijke kappen, toch?”
Een verdere omslag naar risicogericht toezicht, dus op basis van wederzijds vertrouwen, vergt wél een grotere investering voor de omgevingsdienst. Zijn de zakken van de deelnemende gemeenten daar momenteel diep genoeg voor?
“Bij veel bedrijven die angstvallig wegblijven bij Brzo- verplichtingen gebeurt dat al. Als je meer en beter communiceert en stuurt op die veiligheidscultuur hoeft dat helemaal niet in de kosten te lopen. Als ik nu kijk naar al die administratieve processen, als we de ene handhavingskwestie na de andere hebben, al die juridische advisering en ondersteuning. Ik denk dat als je snel een klapper maakt en laat zien dat er op korte termijn iets moet gebeuren, je ook een heel eind komt. Een dwangsom kan al tot grondig nadenken aanzetten bij een ondernemer.”
Welk cijfer zou u de veiligheidsorganisatie op dit moment geven?
“Een acht. Het kan altijd beter. Maar dat is ergens ook weer niets bijzonders, want het past ook bij Moerdijk. We zijn het vierde risicoconcentratiegebied in Nederland. Het is niet alleen vanwege het industrieterrein en het havengebied, maar ook vanwege de infrastructuur, buisleidingenstraat, het grootste sluizencomplex van West-Europa en er gaan gigantisch veel chemicaliën over het Hollands Diep.”
Welke uitdagingen liggen er vanaf juni voor uw opvolger Aart-Jan Moerkerke?
De privatisering van de bouwtaken nadert. Dat vraagt wel verandering in de organisatie. Maar ik ben redelijk te spreken over mijn eigen
afdeling VTH én de samenwerking met de omgevingsdienst. De aandachtspunten zitten wat mij betreft vooral bij het betrekken van de bestuurders bij cultuurbeïnvloeding op bedrijfsniveau. Daar mag vanuit de toezichthouders beter op gecommuniceerd worden, dat als je iets waarneemt, je het escalatieniveau eerder opzoekt bij bestuurders en directie.”
Heeft u nog een raad voor onze, nog enigszins nieuwe directeur, Alfred Arbouw?
“Ik heb meegedaan aan de selectie en ik ken Alfred al wat langer. Hij is wat bestuurlijk georiënteerd. Maar een organisatie aansturen is even wat anders.
De tip die ik hem heb meegegeven: ‘Besteed aandacht aan de organisatie en de bijbehorende cultuur. Het is de kunst om jezelf ook misbaar te maken.’ Dus ik heb tegen Alfred ook gezegd: Zorg dat je een goed managementteam om je heen hebt. Dan kun je je als directeur bezighouden met de omgeving, besturen, een goed relatiebeheer onderhouden om beleid goed toe te kunnen lichten en te verantwoorden. Maar dat gaat helemaal goed komen. Ik heb er alle vertrouwen in.